Geld & ik » Interviews » Omgaan met geld moet in lescurriculum

Omgaan met geld moet in lescurriculum

BartJanBart Jan Commisaris is directeur van een basisschool in Amsterdam-Zuidoost.

Hoeveel kinderen zitten er op deze school?

De hele school telt 1000 leerlingen. We zijn drie scholen in één en in ons gebouw heb ik de directe verantwoordelijkheid over 380 kinderen. En de medeverantwoordelijkheid over 1000 leerlingen.

Waar komen ze het meest vandaan?

We hebben meer dan vijftig nationaliteiten op school. De meeste kinderen komen uit Midden-Afrika; Ghana, Togo, Senegal, Nigeria, Kenia… en enkele kinderen komen uit Noord-Afrika. Dan komen er nog veel kinderen uit Zuid-Amerika en de Caraïben. En niet alleen uit Suriname en de Nederlandse Antillen, maar ook uit de Dominicaanse republiek, Venezuela en Haïti. We hebben ook vluchtelingen.

Eén op de negen kinderen leeft in armoede. Hoeveel zijn dat er op deze school?

Meer dan één op de negen, dat kan ik je zeggen. Het is natuurlijk in hoeverre je armoede definieert. Zo’n 98% komt uit de laagste sociaal economische klasse. En kent dus de daaraan gekoppelde problematiek. Financieel, maar er is ook veel stress, voedings- en geldproblemen. Ze hebben heel veel moeite om het hoofd boven water te houden. De kinderen komen vaak uit gebroken gezinnen, dat heeft weer te maken met de culturele achtergrond. Noord-Afrikaanse gezinnen zijn minder gebroken dan de Surinaamse en Antilliaanse gemeenschap. Omdat de man en de vrouw daar een andere positie hebben. Wat wel weer aardig is, en dat is met armoede natuurlijk fijn, is dat mensen wel een heel mooi familienetwerk hebben of een kerkgemeenschap. We hebben een minimale ouderbijdrage maar heel veel mensen hebben daar heel veel moeite mee.

Wat is minimaal?

Vijftig euro op jaarbasis. En daar zit echt alles in. Dus het schoolreisje, Pasen, kerst, uitjes, noem maar op. Dat is voor veel ouders echt heel erg moeilijk op te brengen. En dat kunnen wij ook zien, omdat wij weten wat voor een inkomen ze hebben.

Waaraan kun je zien dat de kinderen in armoede leven?

De financiële kant is één. Maar de andere kant is gezondheid, en leven. Wij zijn tweede geworden van Nederland, als gezonde school. We zagen dat de kinderen slecht eten en hebben daar ons beleid op afgestemd. Gezinnen die een laag inkomen hebben gaan niet gezonder eten. Integendeel. Het is zakken chips en Mac Donalds… op de één of andere manier pakken ze eerder de ongezonde producten. Er zijn heel veel kinderen die geen ontbijt mee krijgen, ze worden slecht verzorgd. De ouders zijn, volgens ons, vaak te overbelast om het hoofd boven water te houden. Dus voeding is nummer 1. Maar we zien het ook terug in kleding en verzorging van het lichaam. Hoe schoon is een kind? Hoe vaak komt een ouder op school? Eigenlijk kun je een parallel trekken; als de zorgen bij een ouder toenemen, vermindert de aandacht voor het kind. En dat is dan op allerlei vlakken; voeding, verzorging maar ook attentie.

Hoe uit zich de slechte lichamelijke verzorging?

Niet wassen, geuren meenemen, constant luizen hebben. Dat kan niet opgelost worden omdat dat luizenspul weer geld kost. Dan moet je tijdelijk zo’n elektrische kam uitlenen. Het zijn wel altijd dezelfde gezinnen die weer terugkomen.

Lijden de kinderen er zelf onder?

Het mooie aan kinderen is dat ze zo ontzettend kunnen genieten. Wij hebben kinderen gehad met echt hele traumatische ervaringen, en dan zie ik die doffe ogen toch nog glimmend worden. Kinderen denken in korte termijn, en dat is hun kracht. Maar daar zit ook meteen het risico. Op de lange termijn denk ik dat kinderen daardoor gevormd worden. Je identiteit wordt ook gevormd door hoe je je verbonden voelt met je omgeving. Dus als een hele hoop stressfactoren worden toegevoegd, kunnen de kinderen zich op bepaalde gebieden niet ontwikkelen.

Dus hun bestaan wordt op een bepaalde manier toch een beetje ondermijnd?

Ja, ik denk dat kinderen zich niet optimaal, dat kan ik denk ook wel wetenschappelijk hardmaken, kunnen ontwikkelen. Niet alle kansen komen eruit.

Geld is letterlijk een probleem. Leren jullie de kinderen omgaan met geld?

Ja, dat doen we samen met de banken. Bijvoorbeeld tijdens de week van het geld hebben we projecten gedaan waarbij we kinderen leren omgaan met zakgeld, leren wat sparen is, en uitleggen wanneer je iets kunt kopen en wanneer niet, en waardoor schulden ontstaan. Wij denken heel veel in preventief denken. Niet wachten tot ze schulden hebben, maar daarvoor optreden. Met de partners die daar ook belang bij hebben, dus met de banken, hebben wij een preventief lespakket gemaakt. Vanaf groep 6.

Leeft het onderwerp bij de kinderen?

Kinderen willen altijd participeren. Neem de ouderbijdrage. Ouders die geen geld hebben, hetzij door illegaliteit of wat dan ook, en die er eigenlijk niet voor uit willen komen dat ze het niet kunnen betalen, vinden altijd wel een mogelijkheid. Maar dan besparen ze echt op primaire zaken. Ik denk dat er heel veel armoede problemen ontstaan omdat mensen gewoon niet met geld om kunnen gaan. In het verleden,10 tot 12 jaar geleden, zijn we als school medeoprichter geweest van de voedselbank, in zuidoost. We hebben het ín school gehad. Ik heb zelf mee gedaan met een armoede bestrijdingsclub. Dan zie je dat het echt heel complex is, en dat financiële problemen vaak gekoppeld zijn andere problematiek.

Als ouders niet goed met geld omgaan, is het voor een kind natuurlijk erg lastig om vast te houden aan de principes die ze hier leren. Hoe is dat?

Ja, we hebben de thuiswereld en de schoolwereld, en die moeten wel verbonden worden want het kind heeft maar één wereld. Dat is zijn wereld. Wij hebben ook trainingen voor de ouders om met geld om te gaan. Het is boeiend om de ouders te leren met geld omgaan, maar ook positief opvoeden, kinderen verzorgen en het leren van de taal komen aan de orde. Want wij geloven in die driehoek. Kind – gezin – school. Maar het moet allemaal dezelfde wereld voor het kind zijn. We zijn ook met ouders bezig geweest om te kijken wat voor een winkels ze nodig hebben, samen met de GGD. Daarom is er nu in de poort ook een Lidl is en een Aldi, want die waren er niet. Albert Heijn had hier toen het alleenrecht. Er komen ook andere winkels zodat de mensen met een laag budget ook gewoon boodschappen kunnen doen.

Doen de leerkrachten die projecten naast de gewone schooltaken?

Met kunst en vliegwerk, ja. Er is ook wel additioneel geld, van de overheid. We zoeken met elkaar naar oplossingen. Dat is gewoon niet zo makkelijk. Ik merk dat de overheid zijn best doet, maar ook de private sector. Als ik zie wat de banken hebben gedaan de afgelopen tijd. Wij lezen bijvoorbeeld twee keer in de week extra met veertig ABN-AMRO-medewerkers. Dat doen we al meer dan negen jaar. Interessant daarvan is dat de kinderen op het hoofdkantoor van ABN-AMRO komen, één keer per jaar, om te zien waar die persoon die met hen leest dan werkt. Daardoor wordt de wereld van de kinderen verbonden met die van andere mensen. Anders hebben die kinderen een leefwereld die gevormd wordt door hun ouders. En dat betekent vaak ‘als je maar advocaat bent’ – want voor Afrikaanse landen is dat vaak het hoogste wat je kunt bereiken, arts en advocaat – ‘dan heb je het goed gedaan’. Maar veel mensen hebben zelf alleen een wereld van schoonmakers om zich heen. En eigenlijk hebben die kinderen geen ander voorbeeld, want kinderen kijken toch naar wat hun ouders doen. Wij vinden dat de leefwereld van de kinderen vergroot moet worden, dus wij zijn heel blij met initiatieven van de private sector. We werken ook met ING, een project voor kleuters. En we hebben een project gehad met Delta Lloyd, dat ging ook over geld.

Hoe zie je de kansen voor deze kinderen in het voortgezet onderwijs?

Ik geloof in ze hoor! En we blijven hun resultaten volgen. Eén van de dingen waar wij heel veel belang aan hechten is de uitval van kinderen, maar het percentage zit onder de 1% bij ons. En dat is, als je kijkt naar het aantal dropouts in Amsterdam, een heel mooi gegeven. Dat betekent dat kinderen hun opleiding afmaken, of dat nou vmbo, havo of vwo is. En ook daarna komt een aantal kinderen steeds verder op de maatschappelijke ladder. Maar je ziet ook dat er dropouts zijn.

Wat kunnen we nog meer doen om deze kinderen beter op weg te helpen?

Bepaalde dingen zou je structureel moeten maken. Ik vind het van de gekke dat omgaan met geld niet in het lescurriculum is opgenomen. En ook participatie en verantwoordelijkheden… waardoor deze kinderen verbonden raken met de maatschappij. We hebben het nog niet over het thema ‘eenzaamheid’ gehad. Je ziet dat mensen zich schamen en terugtrekken. Niet naar buiten gaan, of doen alsof. De Nederlandse staat zou zich moeten afvragen: ‘wat is er nodig om het kind zich optimaal te laten ontwikkelen?’.

Dus dat is nog niet opgenomen in het curriculum?

Nee, de hele samenleving is gericht op cognitieve ontwikkeling. We kijken steeds naar curatieve oplossingen, maar we moeten veel meer preventief handelen. Waarom betalen wij zoveel aan de gezondheidszorg? Onder andere omdat mensen niet gezond leven op dit moment. Wij werken aan overgewicht bij kinderen, en krijgen daarvoor extra ondersteuning. Dat zou wat mij betreft structureel voor elk kind aanwezig moeten zijn.

Zijn er nog meer dingen die jou opvallen?

Ik zie heel veel kinderen met psychische belasting die eigenlijk niet bij een kind thuishoort, maar die door de overbelasting van de ouders naar het kind wordt doorgeschoven. Zoals het verzorgen van jongere broertjes of zusjes, dat is een heel normaal verschijnsel. En dat is niet alleen cultureel bepaald. Het probleem is dat moeders het gewoon niet aankunnen. Het kind kan daardoor niet vrij zijn. Even een voorbeeld: wij hebben na school activiteiten, maar een groep leerlingen kan niet meedoen omdat ze voor broertjes of zusjes moeten zorgen. Dus dan zijn we weer bezig om voor de broertjes en zusjes een oplossing te vinden zodat het kind wel deel kan nemen. Zo kun je nog een heel aantal dingen opnoemen. Voeding vind ik ook een belangrijke hoor. Kinderen leren niet meer wat gezond eten is. Dus een zak chips tussen de middag is heel gewoon.

Zijn kinderen zich hiervan bewust?

Moeilijke vraag… sommige wel ja. Want ik heb veel gesprekken met kinderen gehad. Sommigen gelukkig niet. Maar het is ook zo dat, hoe raar dit ook klinkt, gezinnen die totaal uit balans zijn, voor de kinderen zelf nog ín balans zijn. Want het is het enige wat ze hebben. Dus ze zullen er alles aan doen om dat vast te houden. Ik zie ook veel problemen in de thuissituatie, problemen met gezondheid. Het toenemen van ziekten is ook een aandachtspunt. Ik zie veel meer kinderen met diabetes, en we hebben ook veel meer te maken met toedienen van medicijngebruik. We hebben het protocol echt aan moeten scherpen afgelopen jaar. We hebben gelukkig één onderwijsassistent die ook gediplomeerd verpleegster is … maar dat is toeval. We krijgen hier steeds meer mee te maken, dat hebben we ook besproken met de schoolarts. ADHD, pilletje erbij, die worden allemaal verkeerd gebruikt. Maar ik ben wel voorzichtig om een direct verband met armoede te leggen, maar het is wel iets wat ik zie toenemen – en ik zit al geruime tijd in het onderwijs.

Hebben alle scholen in deze regio dezelfde soort problemen? En om hoeveel kinderen gaat het?

Ja, we praten over het jongste stadsdeel van Amsterdam, waar rond de 9000 kinderen onder de 18 wonen. Veel scholen hebben te maken met dezelfde problemen.

Kinderen doen alsof het goed gaat. Waar merk je dat aan?

Als je echt met ze in gesprek gaat, komen vaak de tranen. Dat heb ik regelmatig, die gesprekken vind ik ook het zwaarste. Kinderen kunnen heel goed aangeven wat ze missen. Gelukkig. En daar voeden we ze ook in op, maar dat is wel lastig. Want je hebt niet altijd een antwoord en dat verwacht een kind wel. Je ziet dat kinderen op een bepaalde manier naar je kijken of aanhankelijkheid vragen, warmte die ze thuis vaak niet krijgen. Het zijn soms maar opmerkingen, maar je moet er wel alert op zijn. Ze geven signalen, dat doen ze zeker. Zoals een meisje met sikkelcelanemie dat een week in het ziekenhuis lag, en thuis verwaarloosd werd. Ik ging elke dag even langs, en op de derde dag zegt ze spontaan ‘u houdt echt van me!’. Het zijn kleine tuinkabouters soms! Als je ze zo buiten ziet spelen, zeker met mooi weer, dan denk je ‘ach ze hebben het goed voor elkaar’. Maar als het wat kouder wordt heeft de helft van de kinderen kleding die niet past bij het jaargetijde. Dat zijn ook signalen. Ik heb afspraken met goede tweedehandswinkels in de dure wijken: ‘alles wat niet opgehaald wordt wil ik graag hebben’. Dat deel ik hier dan weer uit.

Hoeveel tijd zouden we op de basisschool moeten besteden aan het leren omgaan met geld?

Ik zou het liever ‘gezond leven’ noemen. Een basispakket om te kunnen leven. Nu ‘overleven’ mensen, maar je moet naar ‘leven’ toe. Mensen hun kansen laten zien, en ervoor zorgen dat ze zelf mee blijven doen in het zoeken van oplossingen, in plaats van vegeteren. Ik denk dat je daar wel gemiddeld genomen een uur of anderhalf uur in de week aan moet besteden.

Wanneer begin je daarmee?

Ik zou beginnen bij het jonge kind, en dan nog samen met de ouders. Bij de kinderen van 2,5 tot 4 begin je met peutergym en bewegen. Het is èn de ouders bewust maken, èn het kind. Kind in de preventieve zin en ouders in de helpende zin. Je wil ervoor zorgen dat die kinderen niet alles van hun ouders overnemen, want daar zit gewoon een heel groot risico in. Ik zie de kinderen als kleine kopieermachientjes. Maar daar heb je tijd voor nodig. Je hebt de thuiswereld en de schoolwereld. Op school is alles oké, maar thuis heb ik alle problemen weer. Schreeuwen in plaats van praten, klappen uitdelen of zo, we hebben het nog geen eens over fysiek geweld gehad, wat ook nog een rol speelt.

Hoe groot zijn de problemen als je het in percentage zou uitdrukken?

Ik denk dat 20 % van de kinderen op onze school dagelijks geconfronteerd worden met armoede of verschijnselen als zich terugtrekken, slechte gezondheid, stress in huis of ouders die alleen maar schreeuwen. En kinderen die te maken hebben met één van die verschijnselen, zoals ouders die over de rooie zijn, het zich niet verbonden voelen omdat ze niet mee kunnen doen of verkeerde kleding hebben; ik denk dat bijna 40 of 50% daar wel wekelijks ervaring mee heeft. Dat is een hoog percentage.

Zoeken

Interviews